Een schone herfstdag loopt ten einde. De ochtendzon had vorst gebracht: toebak en dahlia's, hun tijd is nu waarlijk voorbij. Zo moet het, de onverbiddelijke gang der seizoenen is hard, maar goed, en door de berijmde weiden en nu volop dwarrelende blaren reden we naar Damme, naar de heimat, want vandaag werd Luc begraven.
Luc, mijn boekhandelaar. Luc, die heel zijn actief leven boeken in- en verkocht, opende na zijn pensioen in een oud poortgebouw in Damme een antiquariaat - tweedehandsboekhandel: een grote poort die altijd openstond - ook op vele winterdagen - en waar je, zodra je over de drempel stapte, stil werd als in een kerk, vol eerbied: stemmige klassieke muziek, Luc lezend achter zijn tafeltje en overal rekken en tafels vol boeken, reeks per reeks perfect geselecteerd en geordend, en hoe dieper je het winkeltje binnentrad, hoe interessanter - voor mij althans - de schatkamer werd. Heemkunde, religie, geschiedenis, Vlaamse Beweging, Vlaamse en Nederlandse literatuur, poëzie... Luc had een onfeilbare neus om oude bibliotheken op te kopen, er de meest interessante werken uit te ziften en in zijn rekken te zetten. Telkens ik er binnenkwam, kon je merken dat hij weer ergens een vondst had gedaan en er nieuwe voorraad was, want met de jaren kende ik zijn rekken bijna van buiten.
Luc was als handelaar discreet: hij liet me bij mijn beginbezoeken gewoon rustig snuisteren, maar na twee of drie strooptochten wist hij met zijn scherpe geest onfeilbaar wie hij voor zich had en wat mijn interesses waren, en dan wist hij altijd een of ander boek naar boven te toveren: "Dat moet ge ook eens bekijken, misschien hebt ge er over gekeken." En ja, vaak zat hij raak, als moest ik soms toegeven: ik heb het wel gezien, maar ik heb het al.
Met de jaren werd een bezoek aan zijn boekhandel voor mij een gewoonte, een deel van het leven: naar de heimat rijden betekende even bij Luc aanlopen, wat te snuisteren, iets te vinden en wat te praten over boeken, literatuur, de klad in de business, de teloorgang van wat wij nog wilden doorgeven... En praten met Luc, dat betekende altijd toch ook even lachen, soms grimlachen, want Luc had - als echte Westvlaming - een nogal droge humor, soms wat op het cynische af (zijn boekhandel heette niet voor niets 'Diogenes'). Zo vertelde hij deze zomer over zijn kleinkinderen, dat die - geboren in het Antwerpse - geen letter Westvlaams konden spreken. Ik betuigde hem mijn medeleven: "Hoe zwaar kan Ons Here een mens toch straffen, met 'kleenkinders die oeze taole nied 'en keunn klappen'. " Hij grinnikte, op zijn eigen wijze: "Ge hebt groot gelijk, dat is te zwaar voor een mensenleven!"
De laatste jaren was Luc ziek, maar zijn winkel bleef zoveel mogelijk open: "Als ik geen boeken meer kan verkopen, dan ben ik dood!" In het voorjaar bekende hij me nog: "Geloof het of niet, ik heb toch nog een bibliotheek opgekocht. Wat wilt ge, als ik zelfs geen boeken meer kan kopen..." Een paar weken later merkte ik hem op dat hij begon met koopjes aan één euro aan te bieden: " Ach, ik heb jouw raad opgevolgd: geen kat zal dat nog lezen, maar als er iets tussen zit dat ge interessant vindt, pak het maar mee." Ja, want Luc was echt handelaar: hij kende zijn vaste klanten, en hoe vaster de klant, hoe groter de korting. Hij wist waarom, en steevast zei hij dan: "En ik ben blij dat dit boek bij u zit, het is weer een generatie gered..." Hij kende mijn verzamelwoede van vergeten schrijvers, en zei de laatste keer dat ik bij hem was - het was half september -: "En ik ben nog op zoek naar dat onvindbaar werkje voor u, van Marcel Matthijs. Als ik u dat nu nog eens zou kunnen vinden, dat zou toch een schone cadeau zijn!" Inderdaad, Marcel Matthijs, onbekend en verbrand schrijver uit het stamdorp van mijn familie, heeft indertijd ooit een volks verhaal over een naamgenoot - een voorouder? - geschreven. Hij spoorde zo dikwijls een bepaald boek voor me op, en maakte van de speurtocht naar dit werkje een erezaak.
Het heeft niet mogen zijn: tegen Allerheiligen lag Luc in het ziekenhuis. Zijn lieve vrouw schetste me zijn toestand, de ziekte was ongenadig en het laatste hoofdstuk van Lucs boek was aangebroken. En vandaag hebben we dan, in de zo vertrouwde gotische kerk van Damme - middeleeuwse parel van dit oude Moerenland -, van Luc afscheid genomen, o.m. op de tonen van Jacques Brel en fado. Zijn as staat nu - waar anders - tussen zijn geliefde boeken.
Na de dienst stootte ik op Siegfried, mijn andere Damse boekhandelaar en vroegere buurman van Luc - momenteel zonder pand, want de huurprijzen... - die me meteen zei: "Bel me eens op, ik heb een en ander liggen voor u, ik ben op iets interessants gestoten en ik heb het voor jou apart gelegd." Binnenkort spreken we eens af, dat beloofden we. En ongetwijfeld heeft Luc in de andere wereld dan gemonkeld: "Boeken zullen hun weg naar hem wel blijven vinden, en hij zal zijn boeken ook wel zonder mij vinden..." Het leven gaat verder, onverstoorbaar...
Hij zal ook gemonkeld hebben toen we 's middags recht tegenover Lucs winkel 'De Damse Poort' binnenstapten om aan een goede deftige tafel alles te laten bezinken, in oud-Vlaamse stijl: hartelijke ontvangst in het stugge Westvlaams, een lekker menuutje - hier kunnen ze tenminste nog echte verse slibtongen bakken - en een paar goede glazen plaatselijk bier bij een brandend haardvuur. Na een dienst moet er gegeten en gedronken worden, de oude Westvlaamse Dodenminne! Daarna trokken we door de wakke lucht van dit polderland naar Hoeke, naar het kerkhof. We deden er onze toer, en groetten er het dorp van mijn kindertijd, hen die eens waren en nu toch nog zijn, en raakten spontaan aan de praat - in de eigen harde taal van de heimat - met een onbekende, over het mysterieuze verband tussen de rondscharrelende kip op het kerkhof en het graf van zijn vader. En ja, terwijl de kip het heilig graf beklom en onder de voeten van het heilig kruis begon te scharrelen, vonden we elkaar: " Ons ouders zijn niet weg, ze zijn d'r nog, ginder, in dat ander land, en iedereen krijgt zijn tekens dat het waarlijk zo is. En 't is waarlijk zo!"
Thuisgekomen kregen de hoenders eten, en aten we zelf verse maatjes, en wulloks, en pelden onze versche géérnaors, en proefden de heimat, het land van de zee. En nu nip ik van mijn glaasje calvados, want Luc zei dat calvados heel gezond was: het werd gestookt van appels, en ze zeggen dat appels heel gezond zijn. En terwijl ik het glas neerzet, mijmer ik: een schone herfstdag is ten einde, en keert nooit meer terug...