dinsdag 26 januari 2021

Borms, gij Vlaanderens klokke... Sta, bloedgetuige, tot belgië buige, of berste...

Opgedragen aan Liesbet Homans en het 'Vlaams' (sic) parlement...


Borms

Ik zag naar de plaats des gerichts: daar was de boosheid. PREDIKER III: 16

Al uwe minnaars hebben u vergeten. JEREMIA XXX: 14


"Gij zijt mij vreemd geweest, vermetele oude vriend,
maar dat gij Neerlands vaan manmoedig hebt gediend,
dat weet ik niettemin zoals 't eenieder weet
die nu, in dit ons land, zijn brood in schaamte eet.

Voor rechters-soldeniers, beroepen door de Staat,
is het U dan vergaan zoals het dapperen gaat,
En de Regent keek toe, stilzwijgend ,onverstoord,
maar nam zijn pen niet op voor 't schrijven van één woord.

Uw gratie lag gereed voor 't buigen van uw nek
voor 't beven van uw lip, voor 't eten van uw drek.
Goddank, gij hebt dat tuig misprijzend genegeerd
en noch uw dierbaar Volk, noch uwe naam onteerd.

Dat kon, dat wilde of dorst men niet verstaan.
Men riep het peloton en 't peloton trad aan.
Maar dat het salvo, dat finaal is losgebrand,
ons allen heeft geraakt, dat voelt heel Vlaanderland.

En dat geen enkele stem tot u is opgegaan
toen ieder in zijn geest u voor die muur zag staan.
De Paus heeft niet geroerd, wij allen zwegen stil
als was die snode daad des Heren eigen wil.

Eenieder zwoer bij God : 'Ik heb hem niet gekend,
die oude door de pest geslagen krukkenvent'.
O lafheid ongehoord, o niet te delgen schand,
waarvan 't infame merk ons op het voorhoofd brandt.

Nog glom een laatste sprak : Oranje's vrome telg
verheft des Zwijgers stem en schut die stoere Belg.
Uw moed, helaas, drong niet tot in de troonzaal door,
wie eenmaal is gedoemd, vindt nergens nog gehoor.

Al werd uw oude romp in allerijl vermoord
de echo van uw stem wordt door geen schot gesmoord.
En wat van u resteert wordt éénmaal,
naar de wet van Vlaanderens eergevoel, met staatsie bijgezet.

Voorop de Kardinaal, gedost in vol ornaat,
herzegend en gekist zijt gij zijn kameraad.
Hij zal, na 't eersaluut, liturgisch henengaan
en zo heeft dan het land, posthuum zijn plicht gedaan.


Opdracht : Gij dacht, o lijdzaam volk,
dat 't gruwelijk getij der oude tyrannie voor immer was voorbij,
Weet nu dan dat uw stem door niemand wordt aanhoord
zolang gij stamelend bidt of bedelt bij de poort.

Willem Elsschot   Antwerpen   1947

maandag 14 september 2020

Vader

Vandaag is het 25 jaar geleden dat mijn vader stierf.

Vader was hovenier in hart en nieren. Hij hield van bloemen en planten. Geduldig, precies en bijna teder verspeende hij zijn viooltjes, sigaartje in de mond, of stond hij in het voorjaar tijdens de nachtvorsten 's nachts op om in de serres vol geraniums met brandende kranten de kou te breken. Daags voor de grote kerkelijke feesten (en dat waren er in zijn ogen vele) trok hij op zaterdagochtend in de vroegte naar de bloemenmarkt in Brugge, want 'Ge moet vroeg gaan, dan hebt ge de beste keuze'. Hij kocht er hele bossen bloemen om die naar de pastorie te brengen: geen kerk in heel de polderstreek had op de hoogdagen een mooier versierd altaar dan ons kleine dorpskerkje.

Vader hield van dieren en de natuur. Met de jaren kon hij geen haan of gans meer dood doen. 'Een mens zou dat eigenlijk niet mogen doen, het leven, gelijk welk, beëindigen.' In de kerselaar voor het huis hingen in de winter de mezenbollen en zakken gerstegraan werden aan de mussen gevoederd, want 'Voor die beestjes is het ook winter.' Met de verrekijker om de hals nam hij me tijdens het weekend mee op fietstochten door ons polderland en wist hij in de polderweiden en de vele kreken feilloos de watervogels en weidevogels te spotten.

Vader was Vlaming, zelfbewust, radicaal en principieel. Hij richtte VOS Moerkerke-Damme op, werd gewestvoorzitter en zetelde in het Gouwbestuur van VOS West-Vlaanderen. Voor zijn ontelbare 11 november-herdenkingen en Vredesplechtigheden die hij organiseerde, nodigde hij een keur van koren uit en steunde zo de koorwerking van het Algemeen Nederlands Zangverbond. Hij ging 's nachts plakken voor de partij, tot de partij de zuivere lijn brak. Dan brak hij, consequent als hij was, ook met de partij. Eenmaal op pensioen richtte hij de Damse afdeling van het Vlaams Verbond van Gepensioneerden op. En iedere rechtlijnige Vlaamse vereniging, vooral die van de na-oorlogse veroordeelden, kon op zijn steun rekenen: 'Alles voor Vlaanderen betekent echt alles, en mijn linkerhand moet niet weten wat mijn rechter doet.'
 
Vader was plichtsbewust, vaak zwijgzaam en hard. Nooit zei hij dat ik een goed rapport had. Zelfs toen ik met onderscheiding afstudeerde, zei hij niet: 'Ik ben fier.' Nee, wie gewoon - ook als kind - zijn plicht deed, verdiende geen lof, want had gewoon zijn plicht gedaan. En dat was goed zo.

Vader was sociaal bewogen. Vlaamse strijd was voor hem ook een sociale strijd: dat volk moest herleven. Samen met moeder besloot hij daarom in de jaren zestig en zeventig een meisje uit een door de repressie zwaar getroffen gezin, dat het financieel moeilijk had, ieder jaar opnieuw voor de zomervakantie te 'adopteren'. Hij probeerde haar twee maanden lang een ongestoorde zomervakantie aan zee te bezorgen en verwende haar tijdens het jaar door nu en dan een geschenkpakket op te sturen. Toen ik geboren werd, stond Karina uit Limburg aan mijn wiegje, en vader zei tegen mij: 'Dat is jouw pleegzusje'. Toen de situatie door de opstand van Solidarnosc tegen het bolsjevistisch bewind in Polen vele leden van en gezinnen rond het koor Harfa uit Warschau in financiële moeilijkheden bracht, hielp hij als bestuurslid van het Vocaal Ensemble Meidoorn in de streek mee met de organisatie van hulpkonvooien. 'Het is zaliger te mogen geven, dan te moeten krijgen.'

Vader was trouw Ijzerbedevaarder. De Ijzertoren, de crypte van de gedynamiteerde toren en de Paxpoort waren zijn groot heiligdom. Omwille van zijn financiële steun bij de heropbouw staat zijn naam nog steeds in de kruiskop van de toren. Het Ijzertestament - Nooit meer oorlog, Godsvrede en Zelfbestuur - beleed hij met ongebroken trouw.

Vader was onbuigzaam Groot-Nederlander. Nooit keek hij naar de belgische televisiestaatszender: radicaal consequent wees hij die berichtgeving af. Zijn laatste Bedevaart naar de graven van de Ijzer was die van de regiewijziging, toen het Wilhelmus als nationale hymne werd afgevoerd. Hij kon het niet geloven, dacht dat het nooit echt zou gebeuren en wilde het met eigen ogen zien. Tijdens de terugrit verklaarde hij: 'Ze volgen niet meer de juiste lijn, ik ga niet meer.' Hij hield zijn woord, al deed zijn thuis blijven hem iedere volgende Bedevaart zielepijn, en verwijlde hij die dag in gedachten op wat voor hem de heiligste plek van Vlaanderen was.

Vader was oud-koloniaal. Met warmte en diepe liefde kon hij vertellen over het land en het volk daar ver aan de Evenaar. Verborgen in een hoek van een kast bewaarde hij de rode aarde van dat land, de aarde van het graf van zijn eerste echtgenote. Jarenlang deed hij een maandelijkse oud-papierronde om zo geld in te zamelen voor de missie van Ntambwe in de buurt van zijn Luluaburg.

Vader was weemoedig. Bij het beluisteren van Beethovens 'Ode an die Freude', Preud'hommes 'Susa Nina', Budry's en Händels 'U zij de glorie', van Wilderodes 'Lied van mijn land' of het Portugese herderslied 'O Rico Menino' konden zijn tranen zijn ontroering niet verbergen. Tijdens zijn werk in de tuinen van 'zijn villa's' kon je hem oude gezangen horen neuriën, en zag je hem zijn ogen droog wrijven. Als hij in Diksmuide jaarlijks de eed van trouw 'O land van roem en rouwe... U, Vlaanderen, totterdood!' zwoer, weende hij.

Vader knielde wekelijks zwijgend in de H. Mis. En toch moesten we op zondagmorgen in huis tussen 8 en 9 uur stil zijn, want dan luisterde hij op de Nederlandse radio naar de Gereformeerde gezangen en volgde hij aandachtig de protestantse preek. 'Ze hebben wel geen 100 procent gelijk, maar die geloven ten minste nog, wat die van Rome al lang niet meer doen.' De abdij van Steenbrugge was jarenlang zijn geestelijk centrum, bevriend als hij was met Dom Amandus Dumon O.S.B, tijdens de repressie wel eens de barmhartige Samaritaan genoemd, en Dom Eligius Dekkers O.S.B, de toenmalige abt. Zijn vreugde was groot toen die laatste mijn Vormheer was, en niet de toenmalige bisschop van Brugge, die de partij eens veroordeeld had.

Vader stierf 25 jaar geleden, en met ieder jaar merk en besef ik meer en meer hoe zijn voorbeeld tot diep in mijn ziel en geest een merkteken heeft geprent, en ik jaar na jaar meer op hem lijk.

Vader stierf 25 jaar geleden. Vandaag prijkt aan zijn graf een ruiker - hij hield zo van dat oude woord - bloemen in zijn geliefde kleuren, oranje, blanje, bleu, de kleuren van de Prince van Oranje, de kleuren van de Herenigde Nederlanden, zijn grote droom.

Vader stierf 25 jaar geleden. Vandaag wordt voor zijn zielerust in alle stilte een H. Mis volgens de eeuwenoude Tridentijnse Ritus gelezen, zoals hij het gewild had. Wil ter zijner gedachtenis voor hem vandaag een Onze Vader en een Weesgegroet lezen, gedenkend de woorden van Wies Moens - zijn geliefde dichter - op vaders rouwprentje: "Uw stil gebed zal zijn de liefste groet dien ik van u naar Vader medeneem."

Vader, hij ruste in vrede.

vrijdag 13 december 2019

Lippens for president!

Kijk, als onze vrijheid dan toch door god en klein pierke beknot moet worden, en als de onfeilbare dogma's van Anuna, Greta en al die andere zelfverklaarde moralistische  pausen ons elke dag dan toch door Martine Tanghe en heel het bent van journalisten door de strot geramd moeten worden, wel,  dan kies ik toch nog liever voor de vrijheidsbeperkingen van Lippens: je eet in ontbloot bovenlijf en zwembroek op het strand nu eenmaal geen fatsoenlijk menu. Daarvoor ga je gewoon aangekleed aan een tafel met een echt tafellaken zitten. Punt! Zo doen we dat in Knokke!
Conservatief of uit de tijd? Kan zijn, maar de appetijt van jouw medeburgers wordt dan tenminste niet vergald door esthetische horizon- of zichtvervuiling en jouw tafelgenoten moeten de gemorste saus ook niet door je borstharen naar beneden zien sijpelen.
Wat mij betreft: Lippens voor Europees president! Die durft ten minste maatregelen nemen!

P.S. Wie mocht denken dat ik een persoonlijke band met Lippens heb, wel, dat klopt. Ik was een jaar of veertien toen ik met vader in het Binnenhof in Knokke 's zomers mee ging werken in een van de gerenommeerde villa's die aan de golf grensde, Le Dernier Virage. Ik was wat aan het harken en plots stopte daar met gierende remmen een blinkende sportwagen. Een heer in sjiek geruit kortemouwenhemd, bijpassende modieuze bermuda en dito docksides stapte uit en vroeg me of ik hem tot bij de eigenaar van de villa kon leiden. Ik zei dat 'madame Kaspers' er deze dagen niet was, dat Angèle, de conciërge, om boodschappen was en dat mijn vader, de hovenier, er bezig was met het gras af te rijden. 'Wilt ge hem eens roepen,' klonk het. Ik ging dus vader halen, en toen we terugkwamen, zagen we de heer naar het kippenhok van Angèle kijken: vader had een paar weken geleden op de Brugse kiekenmarkt voor Angèle en Madame Kaspers een paar leghennen gekocht en er voor hen een ren gemaakt. Zo hadden Angèle en Madame altijd verse scharreleieren. En jawel, daarover ging het: de man had wellicht via een onverdraagzame huurder van een naburige villa en een overijverige politieman gehoord dat er in het Binnenhof kiekens gekweekt werden. 
Vader stelde zich voor en begon met de man te praten, legde uit dat er nooit een haan zou komen, dat Madame Kaspers de verse eieren erg op prijs stelde en dat het domein werkelijk uitgestrekt genoeg was zodat gewoon gekakel niet echt een overlast kon zijn. Ik stond er bij en begreep er niets van. De man verklaarde dat alles in orde was en dat vader, als er nog met een of andere toeristische huurder een probleem zou zijn, hij maar rechtstreeks naar hem moest bellen. De man stapte weer in zijn sportwagen en sjeesde weg, gierend en wel. Vader wilde meteen weer verder gras afrijden, maar ik hield hem toch even tegen: 'Wie was dat eigenlijk?' 'Hoe zo, heb je die niet herkend? Dat was de burgemeester, graaf Leopold Lippens. Je weet toch wel, we werken toch ook in de tuin van de conciërge van Lippens.' Inderdaad, de conciërge van de villa van graaf Lippens had tegen Schapenbrugge ook een klein villaatje, en daar gingen we soms in de tuin werken, want de conciërge van de graaf Lippens had toch wel zijn eigen hovenier, noblesse oblige. Puzzelstukjes vielen bij mij plots samen, en sindsdien had ik een boontje voor graaf Lippens, want van hem mochten de kippen van Angèle gewoon blijven leven. Vond ik leuk: ik gaf ze in de zomer elke week de korstjes van mijn boterhammen, en dat vonden ze best fijn, die luxekippen van het Zoute. En terecht mochten ze zich als luxekippen beschouwen: ze bezorgden Angèle, de conciërge, en Madame Kaspers verse scharreleieren, en namen hun dagelijks stofbad gewoon in de tuin van Le Dernier Virage, die aan de Koninklijke Golf van het Zoute grensde. In feite had hun hok wel een kroontje verdiend!

zaterdag 16 november 2019

Herfstdag

Een schone herfstdag loopt ten einde. De ochtendzon had vorst gebracht: toebak en dahlia's, hun tijd is nu waarlijk voorbij. Zo moet het, de onverbiddelijke gang der seizoenen is hard, maar goed, en door de berijmde weiden en nu volop dwarrelende blaren reden we naar Damme, naar de heimat, want vandaag werd Luc begraven.
Luc, mijn boekhandelaar. Luc, die heel zijn actief leven boeken in- en verkocht, opende na zijn pensioen in een oud poortgebouw in Damme een antiquariaat - tweedehandsboekhandel: een grote poort die altijd openstond - ook op vele winterdagen - en waar je, zodra je over de drempel stapte, stil werd als in een kerk, vol eerbied: stemmige klassieke muziek, Luc lezend achter zijn tafeltje en overal rekken en tafels vol boeken, reeks per reeks perfect geselecteerd en geordend, en hoe dieper je het winkeltje binnentrad, hoe interessanter - voor mij althans - de schatkamer werd. Heemkunde, religie, geschiedenis, Vlaamse Beweging, Vlaamse en Nederlandse literatuur, poëzie... Luc had een onfeilbare neus om oude bibliotheken op te kopen, er de meest interessante werken uit te ziften en in zijn rekken te zetten. Telkens ik er binnenkwam, kon je merken dat hij weer ergens een vondst had gedaan en er nieuwe voorraad was, want met de jaren kende ik zijn rekken bijna van buiten.
Luc was als handelaar discreet: hij liet me bij mijn beginbezoeken gewoon rustig snuisteren, maar na twee of drie strooptochten wist hij met zijn scherpe geest onfeilbaar wie hij voor zich had en wat mijn interesses waren, en dan wist hij altijd een of ander boek naar boven te toveren: "Dat moet ge ook eens bekijken, misschien hebt ge er over gekeken." En ja, vaak zat hij raak, als moest ik soms toegeven: ik heb het wel gezien, maar ik heb het al.
Met de jaren werd een bezoek aan zijn boekhandel voor mij een gewoonte, een deel van het leven: naar de heimat rijden betekende even bij Luc aanlopen, wat te snuisteren, iets te vinden en wat te praten over boeken, literatuur, de klad in de business, de teloorgang van wat wij nog wilden doorgeven... En praten met Luc, dat betekende altijd toch ook even lachen, soms grimlachen, want Luc had - als echte Westvlaming - een nogal droge humor, soms wat op het cynische af (zijn boekhandel heette niet voor niets 'Diogenes'). Zo vertelde hij deze zomer over zijn kleinkinderen, dat die - geboren in het Antwerpse - geen letter Westvlaams konden spreken. Ik betuigde hem mijn medeleven: "Hoe zwaar kan Ons Here een mens toch straffen, met 'kleenkinders die oeze taole nied 'en keunn klappen'. " Hij grinnikte, op zijn eigen wijze: "Ge hebt groot gelijk, dat is te zwaar voor een mensenleven!"
De laatste jaren was Luc ziek, maar zijn winkel bleef zoveel mogelijk open: "Als ik geen boeken meer kan verkopen, dan ben ik dood!" In het voorjaar bekende hij me nog: "Geloof het of niet, ik heb toch nog een bibliotheek opgekocht. Wat wilt ge, als ik zelfs geen boeken meer kan kopen..." Een paar weken later merkte ik hem op dat hij begon met koopjes aan één euro aan te bieden: " Ach, ik heb jouw raad opgevolgd: geen kat zal dat nog lezen, maar als er iets tussen zit dat ge interessant vindt, pak het maar mee." Ja, want Luc was echt handelaar: hij kende zijn vaste klanten, en hoe vaster de klant, hoe groter de korting. Hij wist waarom, en steevast zei hij dan: "En ik ben blij dat dit boek bij u zit, het is weer een generatie gered..." Hij kende mijn verzamelwoede van vergeten schrijvers, en zei de laatste keer dat ik bij hem was - het was half september -: "En ik ben nog op zoek naar dat onvindbaar werkje voor u, van Marcel Matthijs. Als ik u dat nu nog eens zou kunnen vinden, dat zou toch een schone cadeau zijn!" Inderdaad, Marcel Matthijs, onbekend en verbrand schrijver uit het stamdorp van mijn familie, heeft indertijd ooit een volks verhaal over een naamgenoot - een voorouder? - geschreven. Hij spoorde zo dikwijls een bepaald boek voor me op, en maakte van de speurtocht naar dit werkje een erezaak.
Het heeft niet mogen zijn: tegen Allerheiligen lag Luc in het ziekenhuis. Zijn lieve vrouw schetste me zijn toestand, de ziekte was ongenadig en het laatste hoofdstuk van Lucs boek was aangebroken. En vandaag hebben we dan, in de zo vertrouwde gotische kerk van Damme - middeleeuwse parel van dit oude Moerenland -, van Luc afscheid genomen, o.m. op de tonen van Jacques Brel en fado. Zijn as staat nu - waar anders - tussen zijn geliefde boeken.
Na de dienst stootte ik op Siegfried, mijn andere Damse boekhandelaar en vroegere buurman van Luc - momenteel zonder pand, want de huurprijzen... - die me meteen zei: "Bel me eens op, ik heb een en ander liggen voor u, ik  ben op iets interessants gestoten en ik heb het voor jou apart gelegd." Binnenkort spreken we eens af, dat beloofden we. En ongetwijfeld heeft Luc in de andere wereld dan gemonkeld: "Boeken zullen hun weg naar hem wel blijven vinden, en hij zal zijn boeken ook wel zonder mij vinden..." Het leven gaat verder, onverstoorbaar...
Hij zal ook gemonkeld hebben toen we 's middags recht tegenover Lucs winkel 'De Damse Poort' binnenstapten om aan een goede deftige tafel alles te laten bezinken, in oud-Vlaamse stijl: hartelijke ontvangst in het stugge Westvlaams, een lekker menuutje - hier kunnen ze tenminste nog echte verse slibtongen bakken -  en een paar goede glazen plaatselijk bier bij een brandend haardvuur. Na een dienst moet er gegeten en gedronken worden, de oude Westvlaamse Dodenminne! Daarna trokken we door de wakke lucht van dit polderland naar Hoeke, naar het kerkhof. We deden er onze toer, en groetten er het dorp van mijn kindertijd, hen die eens waren en nu toch nog zijn, en raakten spontaan aan de praat - in de eigen harde taal van de heimat - met een onbekende, over het mysterieuze verband tussen de rondscharrelende kip op het kerkhof en het graf van zijn vader. En ja, terwijl de kip het heilig graf beklom en onder de voeten van het heilig kruis begon te scharrelen, vonden we elkaar: " Ons ouders zijn niet weg, ze zijn d'r nog, ginder, in dat ander land, en iedereen krijgt zijn tekens dat het waarlijk zo is. En 't is waarlijk zo!"
Thuisgekomen kregen de hoenders eten, en aten we zelf verse maatjes, en wulloks, en pelden onze versche géérnaors, en proefden de heimat, het land van de zee. En nu nip ik van mijn glaasje calvados, want Luc zei dat calvados heel gezond was: het werd gestookt van appels, en ze zeggen dat appels heel gezond zijn. En terwijl ik het glas neerzet, mijmer ik: een schone herfstdag is ten einde, en keert nooit meer terug...

donderdag 5 september 2019

La France éternelle (4): On a gagné!

On a gagné! On a gagné! On a gagné!
Maurice mag blijven kraaien. Vandaag viel het verdict in de rechtbank te Rochefort: de bobo-citadin-buren van Maurice moeten aan Corinne Fesseau, baasje van Maurice, duizend euro smartegeld betalen. Dat zal die citadins leren! Welbesteed. Gerechtigheid is geschied. En duizend euro, dat zijn heel wat zakken graan, en misschien wel een mooi nieuw kippenhok voor de Franse held Maurice!
Het hoeft geen betoog dat Luitpold, Léon, Napoleon en Ukkie daarnet, samen met hun schare lieftallige kippetjes, een heuse fles Champuss gekraakt hebben! Het gekraai was niet uit de lucht. On a gagné!
Vive la France rurale et traditionelle! Vive la campagne! Vive Maurice!

https://www.france24.com/fr/20190905-coq-maurice-campagne-france-justice-proces


zondag 21 juli 2019

Gebed voor het Vaderland

Vader was een fraaie mensch, een doodfraaie mensch. Een ander mensch kwaad doen, dat en kon hij niet, en met de jaren kon hij zelfs geen beeste - 't zij hane, eende of ganse - n'en meer dood  en doen. Ach, het leven, zei hij, het leven, dat en mag een mensch niet afnemen... Maar vader en was geen 'softie' lijk ze nu plachten te zeggen: hij had zijn principes, zijn overtuiginge, en die stond gemetseld lijk kerkewerk. Als 't daar op aan kwam, hij week geen millimeter. De lijne was rechte, getrokken lijk met een mes, en die lijne wierd gevolgd, want de overtuiginge en de idealen, daarover en marchandeerde hij niet! En als dat in de loop der jaren betekende dat vriendschapsbanden na tientallen jaren onder druk stonden, ze wierden doorgesneden, als het ideaal, de overtuiginge onder druk stond en botste, ja, doorgesneden lijk met een mes, vlijmscherp. Waarlijk, het woord van Rodenbach was ook voor hem geschreven: " Tot waar ik het bereik, vervolg ik 't ideaal, al ware het duizendmaal mijn wezenskracht te boven..." En toch was mijn vader een fraaie, doodfraaie mensch...

En vader was een vrome mensch, op zijn eigen maniere. Geen kwezelarij, geen geprevel, geen woord te vele over Kerke of gelove, want over wat diep in 't herte leeft, daar over en spreekt men niet..., maar het leeft des te meer, diep in de ziele... Ja, vader was gemeend  en diepgelovig vroom: als hij Valerius' "Wilt heden nu treden, voor God, den Here..." - het oude Geuzenlied uit de Tachtigjarige Oorlog -, of Schuberts "Wohin soll ich mich wenden..." - het intredelied van de Deutsche Messe -, of Piryns "Gebed voor het Vaderland" - het lied dat tijdens de vervolging in een van de belgische repressiekampen geschreven werd -, hoorde, als hij een van die liederen of nog andere beluisterde, dan neuriede hij stil mee, heel bewogen, en hij weende, altijd... En dan voelde ik als kind: nu spreekt vader met Ons Here, nu is hij innig verbonden met zijn Schepper, met zijn Hoogste Goed. Dat voelde ik, dat wist ik, dat en moest niet gezeid worden, dat was zo...

Ja, vader was fraai en vroom, maar er was altijd enen dag op het jaar dat het bij ons thuis wat anders leek - voor buitenstaanders althans -, en dat was den dag van de eenentwintigsten juli. Dat was hoe dan ook bij ons thuis een uitzonderlijken dag: midden in 't zomerseizoen een dag dat vader niet en moest gaan werken. De peloezen moesten wel afgereden, de hagen moesten geschoren, de bloemen in de hoven verzorgd, maar in Knokke was er geen peinzen aan om dienen dag openlijk te werken: een mensch zoudt aan Lippens overgedragen worden als rustverstoorder en slechte vaderlander... En dus bleef vader dienen dag thuis. Hij werkte wat op het land, hij maaide zijn hooi, hij oogstte den anjoen en was altijd bezig, want den 21sten juli, dat was werkendag, een dag lijk een ander... Moeder echter liep dan altijd heel gewarig rond: telkens vader in huis kwam, wierd zij ongedurig. Ze wist waarom, en ik met de jaren ook: dienen radio! Vroeg of laat ging het gebeuren, en dus moest moeder alert zijn...

We luisterden thuis enkel naar de Brusschelsche radio - zo wierden bij ons indentijde de radiozenders van de VRT genoemd - als het rond het ure draaide, en tussen de uren niet. De reden was simpel: gewoonlijk luisterden we naar Radio Veronica of Radio Mi Amigo - de Hollandse piratenzenders -, en toen die uit de ether geplukt waren, luisterden we naar Hilversum - de principes van vader, geen belgische zenders, want dat zijn uitgekochte staatszenders -, maar enkel voor het nieuwsbericht mocht de tweede radio - een kleintje in den hoek - opstaan om het belgisch nieuws te horen - ja, vader was nu eenmaal te politiek geëngageerd en dan moesten we wel omwille van de partij en de beweging naar die staatszender luisteren, het was nu eenmaal een noodzakelijk kwaad. Maar op den dag van den eenentwintigsten juli was dat altijd heel gevaarlijk, want gewoonlijk rond het middaguur begon dan het nieuws met die fameuze bravezeune, en de al even fameuze toesprake van"Oewij, Baudouin, koning der belgen"... En gewoonlijk was vader dan in huis... En ja, ook al hield moeder angstvallig de horloge in het oog, opeens was het dan toch plots 1 uur en klonken daar die eerste tonen van die verfoeide brabanconne door het huis. En vader, een doodfraaie en zo vrome mensch, dan vloekte hij, zo luide en die vloek rolde door de woonkamer - Ons Here kwam bijna van Zijn Heilig Kruis - en moeder snelde als ieder jaar naar die radio om die te dodigen zoals wij plachten te zeggen... , want moeder - even vroom, even fraai, even hard in de overtuiginge als hem - dat gevloek en dat geketter, dat was haar toch iets te vele... Niet dat ze Baudouin al die scheldwoorden, om over die van 's konings koeketiene maar te zwijgen - geeneen te herhalen - misgunde, maar veel meer om vader weer zijn ruste te gunnen, en daarom schakelde ze zo zere of kijken die radio uit. En dan wierd het de middag van den eenentwintigsten juli altijd stille in huis, een beetje onwezenlijk, want het was afwachten tot 'het' voorbij was, tot dienen 'kluntenoliebrood van Laken' gedaan had met zijn zegsel, want vader wilde wel het ander nieuws horen. En zo, na een paar minuten drukte moeder weer op de radioknop, maar altijd totaal fout, want daar klonk dan nog dat koetervlaams van Baudouin, waarop vader steevast niet kon laten te roepen: " En heeft hij nu al amnestie afgekondigd? Zolange dat hij dat niet zegt, dat hij zwijgt!" Na meestal twee mislukte pogingen van moeder haalden we dan uiteindelijk nog het weerbericht en was vader gewoon weer die doodfraaie en vrome mensch, en ging hij weer op zijn land werken.

En moeder - zo kunnen alleen echte moeders zijn - wist in al haar goedheid en wijsheid dat vader tegen koffietijd, zo rond vier uur, weer binnenkwam voor een boterham, en tegen dat ure had ze uit de kast in de hoek een plaat opgediept, en legde die op de platendraaier. En als vader dan zijn boterhammen, zijn stuten, kwam eten, klonk uit de box "Het Arteveldelied", "Omdat ik Vlaming ben", "Wij zijn bereid" of "Groeninghe", en vader knikte, en was gerust: in zijn huis zou nooit het lied van den ezel met constipatie weerklinken! (Voor outsiders: in bepaalde middens heeft de bravezeune een heel eigen tekst met een verhaal over een ezel die niet kon....)

En daarom, vandaag op den eenentwintigsten, als eerherstel voor al die bravezeuns die vandage weer geklonken hebben en als eerbewijs aan vader zaliger, die doodfraaie en vrome mensch, een van de liederen die hem deden wenen....

Heer, laat het prinsenvolk der oude Nederlanden
niet ondergaan in haat, in broedertwist en schande:
maak dat uit de oude bron nieuw leven nogmaals vloeit,
schenk ons de taaie kracht om fier, vol vroom vertrouwen,
met nooit gebroken moed ons land herop te bouwen,
tot statig als een eik voor U ons volk herbloeit.


https://www.youtube.com/watch?v=Hta2vFrQ0Tw

https://www.youtube.com/watch?v=TzYQdrHGBr4

Wilt heden nu treden voor God den Heere,
Hem boven al loven van herten seer,
end' maken groot Zijns lieven namens eere,
die daar nu onsen vijant slaat terneer.

Ter eeren ons Heeren wilt al u dagen
dit wonder bijzonder gedencken toch;
maekt u, o mensch, voor God steets wel te dragen,
doet ieder recht en wacht u voor bedrog.

Bidt, waket end' maket dat g'in bekoring,
end' 't quade met schade toch niet en valt.
U vroomheyt brengt den vijant tot verstoring,
al waer sijn rijck nog eens so sterck bewalt.

zaterdag 6 juli 2019

La France éternelle (3)

Voor wie gisteren dacht dat ik zomaar wat uit mijn nek kletste, nou, mooi niet, hoor! Deze morgen maakte ik dé Franse strijd tussen platteland en stad gewoon live mee, echt waar.
Vandaag en morgen hebben we vrienden op bezoek, en met deze zomerse temperaturen is een braai zowat het meest zinnige wat een mens als menu kan verzinnen: een keur van frisse groenten en salades, gelardeerd met een fijn stukje gegrild vlees, sausje erbij, en keukenpiet hoeft zich niet te pletter te werken, toch?
Stapte ik na de groentewinkel dus gewoon bij dé slager binnen - jawel, de slager van Tramayes is dé slager, dat is pas een slager, want wie hem kent, nou, die zal mij volmondig bijtreden, en uit alle gehuchten van andere valleien komen ze hier langs, en ze weten waarom! Goed, dus bij de slager gewoon in de zaterdagse wachtrij gaan staan. Een paar Franse huisvrouwen voor me, die me samen met de slager vriendelijk goeiemorgen wensten, en meteen na me kwam een oud Frans omaatje schuifelend binnen met het traditionele 'Bonjour Messieurs, Dames.' Ik wachtte gewoon mijn beurt af: de mevrouw voor me twijfelde over de dikte van de afgesneden spiering, wat in Frankrijk tot een heel logisch afwegend gesprek tussen slager en klant leidt, en zo had ik wat tijd om uit de keur van  worstjes te kiezen. Net toen ik dacht er nog een paar sneetjes 'hampe' - ze zagen er zo goed gemarineerd uit - bij te nemen, kwamen ze binnen: overduidelijk, je kon er niet naast kijken, citadins! Hij een oudere zestiger, vermoedelijk net op pensioen, nieuwe zonnehoed mét strik, zonnebril met gouden randen - goed, zal wel gewoon goedkoop verguld bling-bling zijn, maar toch -, een zomerhemdje - overduidelijk, pas uit het rek, maar verguld opstiksel en een vreemde gouden print -, een nieuwe short - ook citadins wachten blijkbaar de koopjes af - en dito sandalen. Zij, fris gekapt, geschminkt, op hoge hakken, gekleed in een nogal opzichtig ensemble, en minzaam knikkend naar het omaatje. En toen gebeurde het ongeziene, dat wat in Tramayes, en in heel landelijk Frankrijk in feite 'du jamais vu' is, dat wat je nooit, maar dan ook nooit doet: alle landelijke beleefdheidsregels in de winkel gewoon aan je laars lappen! Ze liepen gewoon, ja echt, - neus in de wind - het omaatje voorbij, gunden mij geen blik waardig en wurmden zich tussen de huismoeder en de toonbank door om a.h.w. elk stukje tentoongesteld vlees persoonlijk te besnuffelen. De mevrouw voor me voelde zich wat gegeneerd, want ze wilde net aanwijzen welke worstjes ze precies wilde, de slager keek verbouwereerd, maar als een jagende spaniel snuffelde het paar ongemanierd verder tot aan de afdeling fijne vleeswaren en keek met opgetrokken wenkbrauwen naar de tentoongestelde saucissons sec en rosettes de Lyon. Het paar mompelde iets onverstaanbaars, maar het leek me toch niet al te flatterend, draaide zich om en ging zonder bonjour of ba gewoon de zaak uit. De slager - terwijl hij tien worstjes met comté naast die met piments basques legde - zei niks, maar keek ons - de wachtende rij - gewoon verbaasd aan. We keken elkaar allen even in de ogen, richtten onze blikken dan naar de deur, krulden onze lip, en zwegen beleefd, maar allen dachten we hetzelfde: "Tsss, des Parisiens!"
Met net dat tikkeltje meer politesse dankte de huismoeder de slager bij het overhandigen van haar boodschappen, met net dat ietsje meer glimlachte de slager me toe toen hij vroeg wat ik voor mijn barbecuetjes wilde en het omaatje knikte me bij het buitengaan vriendelijk tegen met een gemeend 'Au revoir, monsieur.' De ondertussen nieuw binnengekomen klant opende voor mij samenzweerderig de deur. Ja, we begrepen elkaar, we woonden immers allemaal samen in die landelijke valleien van la France éternelle!